Joyeuse, een vrolijk zwaard
Een vrolijk zwaard, kan dat?
Het zal altijd wel een raadsel blijven waarom iemand zijn zwaard Joyeuse “Vrolijk” heeft genoemd. Misschien had hij gewoon veel schik in het zwaardvechten. Daar kunnen wij wel ons wel wat bij voorstellen, nietwaar?
De eigenaar in kwestie was niemand minder dan Karel de Grote en het verhaal combineert feit en fictie. Hij weet door voortdurende oorlogvoering rond het jaar 800 een groot deel van West-Europa te onderwerpen, waaronder het huidige Nederland. Het bezit van een enorm rijk levert hem de bijnaam ‘de Grote’ op. Bovendien was hij voor die tijd met 1,84 meter indrukwekkend lang. Karel de Grote wordt gezien als de machtigste Europese heerser sinds de val van het Romeinse Rijk.
Er zijn twee zwaarden toegeschreven aan Karel de Grote. Het eerste is een sabel welke bewaard wordt in de Weltliche Schatzkammer in Wenen, terwijl Joyeuse, het tweede zwaard, bewaard wordt in het Louvre. Joyeuse was eerder in bewaring bij de monniken in Saint-Denis tesamen met de andere regalia en de Oriflamme (de oorlogsbanier van Frankrijk) waarvan de monniken zeiden dat het bezittingen van Karel de Grote waren geweest.
Het zwaard Joyeuse heeft een vlakke kling met twee scherpe randen en moest worden gehanteerd met een schild in de andere hand. Er is veel aandacht besteed aan de details van de pommel, de greep en de pareerstang. Zo zijn er jonge draken te zien en een fleur de lis (die later werd verwijderd voor de kroning van Napoleon). Karel de Grote, een christelijke keizer uit het westen, was teruggekeerd uit Spanje en sloeg zijn kamp op in het gebied waar ook de beroemde smid Galas zich bevond. De keizer zocht een dodelijk, scherp en glorieus wapen voor de gevechten die zijn leger uitvocht. Karel de Grote stond bekend als wreed en meedogenloos, dus wilde hij een zwaard dat recht deed aan die reputatie. Galas heeft er volgens de overlevering drie jaar over gedaan om het te maken.
Het Roelantslied beschrijft een deel van de Slag bij Roncevaux, waarin het zwaard een rol speelt: “[Karel de Grote] droeg zijn mooie, witte maliënkolder en zijn met gouden sieraden bezaaide helm. Joyeuse hing aan zijn zijde, een zwaard dat nooit zijn gelijke zou kennen. Het veranderde dertig keer per dag van kleur.” Joyeuse zou verschillende krachten hebben. Zo zou het feller schijnen dan de zon en complete legers verblinden, maar ook de drager beschermen tegen vergiftiging.
Karel de Grote raakte zijn zwaard kwijt in een gevecht en beloofde land aan de eerlijke vinder. Een van zijn soldaten vond het zwaard en bracht het naar Karel, die toen vocht in de Ardèche. De keizer kwam zijn belofte na. Hij plantte het zwaard in de grond en riep zijn soldaat uit tot heer en meester van het gebied dat hij uit eerbetoon aan zijn zwaard Joyeuse noemde.
Wat er na de dood van Karel de Grote in 814 met Joyeuse gebeurde is omringd door mysteries. Karel werd begraven in Aken en zijn graf is in de loop van de tijd meerdere malen geopend. In het jaar 1000 wilde Otto de derde zich presenteren als de ware opvolger van Karel en opende het graf. Volgens bisschop Thietmar van Merseburg die het gebeuren beschreef, troffen zij het lichaam in ongeschonden staat gezeten op een marmeren troon, gekroond, met scepter in de hand en het evangelie geopend op schoot. Otto hielp zichzelf aan wat relieken en bracht die naar Rome. Frederick Barbarossa was de volgende en zeker niet de laatste die zich aan de overblijfselen vergreep maar over het zwaard wordt nergens iets vermeld.
We weten dat het zwaard een nationale schat werd en werd gebruikt tijdens de kroning van Franse koningen. Zo speelde het een rol tijdens de troonsbestijging van Filips de Stoute in 1270 in de kathedraal van Reims. Dit is de eerste keer dat het zwaard vermeld wordt in de geschiedenis. In de eeuwen daarna zouden vele koningen het zwaard gebruiken tijdens hun kroning, waaronder de beroemde Lodewijk XIV. Het uiterlijk van het zwaard veranderde in de loop der jaren nu het niet langer dienstdeed als wapen. De pommel, greep, pareerstang en schede kregen een ander aanzien. Dankzij diverse ornamenten kreeg het zwaard een nog prestigieuzer uiterlijk. Zo stond Joyeuse model voor de verschillende Europese stijlen. In 1793, na de Franse Revolutie, kreeg het zwaard een plekje in het Louvre in Parijs waar het tot op de dag van vandaag te vinden is. Karel X was in 1824 de laatste Franse koning die het zwaard gebruikte tijdens een kroningsceremonie. Weinig historische wapens zijn zo vaak nagemaakt als Joyeuse, wat de legendarische status van dit zwaard nog maar eens benadrukt.
Modern onderzoek geeft aan dat onderdelen van het zwaard in het Louvre een jongere datering kennen dan gedacht. De officiële website van het Louvre Museum vermeldt de volgende leeftijden van de verschillende onderdelen: pommel 10e-11e eeuw, kruis tweede helft 12e eeuw en greep 13e eeuw. Er is geen datering voor de kling bekend. Sommigen denken dat deze tijdens een restauratie in 1804 zou zijn gesmeed, anderen geloven dat dit een middeleeuwse kling is.
Er zijn twee stromingen met betrekking tot de authenticiteit van het zwaard. De eerste denkt dat het zwaard het authentieke zwaard is dat door Karel de Grote werd gedragen. Hun belangrijkste argument is dat de versiering van het gevest, die niet typerend is voor latere zwaarden, wijst op een vroege fabricagedatum. Voornaamste voorvechters van deze theorie zijn de antiquairs Sir Martin Conway en M. Dieulafoy. De andere school denkt dat de verhoudingen die van een later wapen zijn en dat het onwaarschijnlijk is dat het originele zwaard 1200 jaar heeft bestaan. Pleitbezorgers van deze theorie zijn Sir Guy Laking en de inmiddels overleden zwaardexpert Ewart Oakeshott.
De antiquair Sir Martin Conway geloofde dat het zwaard uit onderdelen bestond, sommige van rond 800 na Christus, terwijl Sir Guy Laking de ouderdom op een veel later tijdstip plaatste, het begin van de 13e eeuw. De Franse antiquair M. Dieulafoy zag overeenkomsten tussen Sassanidische decoratieve stijlen en de versiering van de pommel, in de veronderstelling dat een westerse ambachtsman de stijl imiteerde om één of andere duistere reden. Omdat de stijl in kwestie uit het midden van de 7e eeuw zou zijn, zou het de ongewone pommel verklaren en ook bewijs leveren voor de leeftijd van het zwaard. Laking, van zijn kant, voerde aan dat de algemene proporties van het zwaard het op een fabricagedatum van niet eerder dan 1150 na Christus plaatsen, en dat soortgelijke ornamentele stijlen kunnen worden aangetroffen in de Europese kunst van die periode. Laking speculeert dat het zwaard de originele “Joyeuse” in de 13e eeuw zou kunnen hebben vervangen, omdat het gemaakt is als een kopie van het origineel, wat de schijnbare anachronismen zou kunnen verklaren. Ewart Oakeshott, aan de andere kant, heeft de neiging het zwaard vroeger te dateren met het argument dat de verhoudingen niet zo onwaarschijnlijk zijn voor een eerder zwaard en dat de decoratieve stijl vreemd is voor de jaren rond 1200 na Chr. Wijzigingen die door de eeuwen heen zijn aangebracht, hebben de kwestie verder vertroebeld.
Onze eigen indruk is dat het zwaard in het Louvre vermoedelijk een latere datering heeft, omdat de kling laatmiddeleeuws aandoet en niet vergelijkbaar is met vroegmiddeleeuwse exemplaren. Wat is jullie mening?
Wat het ook is, het is een zwaard dat voor altijd deel uit zal blijven maken van de verbeelding.
Bronnen:
http://myarmoury.com/feature_charlemagne.html
https://museum-of-artifacts.blogspot.com/2015/11/joyeuse-charlemagne-httpiimgurcomgchl4u.html
Leave a Reply
Want to join the discussion?Feel free to contribute!